Waar waren we gebleven? Lyon, vliegveld… Woensdag 12 juni landen we rond het middaguur na een inspirerende wijnweek Corsica weer op het continent. Eerst een afspraak in de Mâconnais bij een jonge, voornamelijk aan sterrenrestaurants leverende wijnboer met wie we eerder dit jaar in Montpellier toevallig in gesprek raakten. De vonk springt niet over, dommage, maar dit soort (achteraf) vergeefse bezoeken horen ook bij het vak.
Door naar Beaune waar we een buitengewoon prettige, rustige (huisje in achtertuin) chambre d’hôte in Beaune hebben gevonden op luttele minuten lopen van het centrum (Chez Marie, 14 Rue de Poisonnerie). De volgende morgen naar La Pousse d’Or in Volnay, waar we net als twee jaar geleden een prachtige en leerzame (onder meer het vergelijken van dezelfde cru’s op amfora met die klassiek op hout opgevoed) proeverij krijgen. Merci Marleen, merci Hubert.
Laatste doel: l’enfant terrible du Jura Jean-François Ganevat, we hoeven er pas om 15.30 te zijn, tijd zat denken we (1½ uur rijden, het is nu half een), moet je wel de navigatie goed instellen en opletten waar je rijdt… Doen we niet, komen 100km noordelijker uit en moeten alsnog een tandje bijzetten om op tijd in La Combe te arriveren. Heerlijk, energiek weer daar, strakblauwe hemel, windje, 25 graden, weg drukkende warmte. Fanfan en zus Anne staan ons buiten op te wachten, een allerhartelijkst weerzien. Zoals meestal de laatste jaren proeven er ook anderen mee die van ons bezoek mogen profiteren. Het zijn Bourguignons, dit keer een caviste en twee restauranteigenaren. Het wordt een triatlon waar we uiteindelijk vijf uur over zullen doen. Van de honderdtwaalf (!) cuvées uit 2018 proeven we er (achteraf geteld) vijfenveertig. Ook de hele serie nog niet gebottelde domeinwijnen 2016 wit staan op het program.
Eerste onderdeel: de ‘handelswijnen’ 2018, een vrolijk, energiek allegaartje aan wijnen van bij bevriende (bio)gabbers, in onder meer de Beaujolais, Bourgogne, Elzas en Savoie gekochte druiven, soms aangevuld met eigen ‘verboden-vergeten’ druiven die hij her en der (evenzo verboden) wortelecht verscholen tussen ‘normale’ druiven heeft aangeplant. We noemen er een paar. Rood: Croix des Batailles (gamay 80%, oude Jura-soorten 20%), elegant en van velours; Les Filles (puur gamay, gemaakt door echtgenote Maylis en zus Anne); een ongemeen rijke cuvée van 100% pinot noir van 1er cru uit Volnay… Bijna klassiekers zijn onderhand: de opwekkende J’en veux encore (pinot noir <Arbois>, pinot gris <Elzas>+ 15% oude rassen), de machtige Madelon (gamay, trousseau); en de superverleidelijke De Toute Beauté van gamay uit Fleurie, pinot noir uit de Jura. Deze rouges worden binnenkort gebotteld maar krijgen eerst nog half jaar flessenrust alvorens ze de wijde wereld in mogen.
Ondertussen zijn we al paar keer van kelder gewisseld en hebben een wijnmaker uit Montalcino en een paar leergierige stagiaires uit de wijngaarden zich bij de vatenpolonaise aangesloten. JF is de honderduit pratende met pipet gesticulerende dirigent die om beurten een van de proevers aanspreekt, en bij de (zijn) les houdt.
Het tweede deel bestaat uit het proeven van eigen wijnen 2018, van het vat uiteraard, JF heeft ze zelf al weken niet geproefd, hij vindt ze nog weinigzeggend, zonder energie. Hetzelfde wat Pierre Fenals (Belles Lies) negen dagen eerder verzuchtte. Oorzaak? De meeldauw in het voorjaar, de relatief hoge rendementen na non-oogst (nachtvorst) van 2017? Al proevende stelt hij zijn mening bij, wijnen beginnen langzaam vorm te krijgen. Bij rood steelt het pinot noir-duo (Grusse en Billat, Cuvée Julien) de show. Wit wordt pas na drie (!) jaar gebotteld en heeft nog alle tijd dus om verder en breder te groeien.
Het is al bijna half acht, na korte klets buiten, op naar de laatste discipline van de triatlon: het in december te bottelen wit 2016 van eigen oude akkers, volgend voorjaar in ons theater. Deze wijnen liggen in het doolhof van langgerekte oude keldertjes onder het huis. Wat hebben de wijnen aan rijkdom gewonnen want de ongelooflijk lage PH (3.10 voor de Florine bijvoorbeeld) maakte ze het eerste jaar na de oogst (toen we ze ook proefden) spartaans straf. We dansen alle fusten en amfora’s langs. Van chardonnay onder meer: Chamois du Paradis, Les Gryphées, Grusse en Billat, Florine, Grands Teppes, de sublieme Chalasses Vieilles Vignes (ja ja stokken uit 1902…) en de aristocratische Marguéritte van antieke chardonnay-variant: melon à queue rouge van vóór 1900… Volgt nog een serie van oerdruif savagnin waarvan de glorieuze Chalasses Marnes Bleus (door grand-père op diens 21e in 1930 aangeplant) de proeverij afsluit….
Ganevat vertelt de blasé Bourguignons nog eens dat wij – en hij geeft ons ieder nog een dikke knuffel- hier tien jaar geleden al in de kelder stonden toen nog niemand ooit van hem had gehoord. En Jurawijnen nauwelijks te slijten waren. Kijk, sneert hij vilein, nu wil opeens iedereen wel mijn wijnen, tant pis (jammer) maar klanten van het eerste uur die toen het avontuur aandurfden, gaan voor. Anne voegt toe dat ze nog altijd verzoeken van andere Nederlandse importeurs krijgt met de smoes ‘Het zijn goede vrienden van ons, Marc en Tjitske; het bijt elkaar heus niet als wij de wijnen ook zouden verkopen’. Vrienden? Deze collegae niet in ieder geval.
Spijtig genoeg moeten we de uitnodiging van JF om nog samen met hem en Anne uit eten te gaan, afslaan. We kunnen het bij onze chambre d’hôte in Le Vernois gereserveerde diner nu –het is bijna 21.00 uur- niet meer afzeggen, we hebben al drie keer gebeld dat we un peu de retard (vertraging) hebben, en dan helemaal niet komen…
Bij ontwaken vrijdag voor het eerst tijdens onze tweeweekse tournee: getik van regendruppels. Op een of andere manier (juist) een mooie afsluiting, en om Jacques Brel (Les Prénoms de Paris) te parafraseren: ‘la fin du voyage, la fin de la chanson, et c’est Jura tout gris, dernier jour, dernière heure, première larme aussi, et c’est Jura la pluie …’. Acht uur rijden later zijn we weer thuis, schijnt de zon en is het gewoon weer 25 graden.